Volgens de staatssecretaris wel, maar het is nog niet zeker dat hij gelijk heeft. De rechter heeft beslist dat de box 3 heffing 2013-2016 in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) als het gemiddeld haalbare rendement op spaartegoeden, termijndeposito’s en staatsleningen minder is dan 1,2% (ECLI:NL:HR;2019:816). Volgens het Centraal Plan Bureau is dit het geval in 2015 en 2016. Volgens de staatssecretaris is er toch geen sprake van strijd met het EVRM omdat de gemiddelde rente op termijndeposito’s in 2015-2016 nog meer dan 1,2% bedroeg, al was de rente op andere spaartegoeden en staatsleningen lager. De Tweede Kamer heeft hierin berust. Er lopen nog ten minste twee procedures bij het Europese Hof in Straatsburg en er komt een civiele procedure voor de Nederlandse rechter. Het laatste woord hierover is dus nog niet gesproken.
De rechter geeft aan hen geen rechtsherstel omdat de wet de bevoegdheid hiertoe aan de staatssecretaris heeft gegeven ECLI:NL:HR:2022:720). Deze zegt dat hij er nog over aan het denken is en op Prinsjesdag duidelijkheid zal geven.
Niet-bezwaarmakers hebben ook recht op rechtsherstel: de box 3 belasting was voor hen net zo onrechtmatig als voor de bezwaarmakers. Als de staatssecretaris weigert aan hen rechtsherstel te geven, zal de rechter moeten oordelen of die weigering redelijk is.
Stuur de staatssecretaris nu de Claim Box 3 brief!
Tegen de kennisgeving (wegering van de) vermindering van de aanslag na massaal bezwaar is geen beroep mogelijk.
Maar de Hoge Raad heeft op 20 mei 2022 bepaald dat de spaartaksbetaler ambtshalve herziening van de (weigering van) vermindering na massaal bezwaar kan verzoeken, en dan tegen de beslissing van de inspecteur op dat verzoek in beroep kan gaan ECLI:NL:HR:2022:718). Dan kan de rechter vaststellen of de (weigering van de) vermindering redelijk was. De herstel regeling voorziet niet in een tegenbewijs mogelijkheid om te bewijzen dat de vermogensinkomsten lager waren dan volgens de nieuwe forfaits.
Maar de Hoge Raad heeft op 20 mei 2022 bepaald dat de spaartaksbetaler ambtshalve herziening van de (weigering van) vermindering na massaal bezwaar kan verzoeken, en dan tegen de beslissing van de inspecteur op dat verzoek in beroep kan gaan ECLI:NL:HR:2022:718). Dan kan de rechter vaststellen of de (weigering van de) vermindering redelijk was. De herstel regeling voorziet niet in een tegenbewijs mogelijkheid om te bewijzen dat de vermogensinkomsten lager waren dan volgens de nieuwe forfaits.
Dat gebeurt vanaf 1 juli tot 4 augustus 2022. U moet uiterlijk op 4 augustus 2022 bericht ontvangen of uw aanslag wordt verminderd. De belastingdienst toetst de eerdere aanslag aan de nieuwe forfaits op basis van de werkelijke spaartegoeden en beleggingen. Leidt dit tot de vaststelling van een lager box 3 inkomen, dan krijgt u een kennisgeving van vermindering met uitleg. Als dit niet het geval is, blijft de 'oude' aanslag staan.
Vanaf 1 augustus 2022 worden de aanslagen opgelegd voor de tijdig vóór 1 mei 2022 ingediende aangiften. Voor alle spaartaksbetalers wordt getoetst of de belasting volgens de nieuwe regeling lager is. Er kunnen problemen zijn met de belastingrente, de verdeling van het box 3 inkomen tussen fiscale partners en het drempelinkomen voor de aftrekbare giften en de ziektekosten. Er zou een mogelijkheid komen de aangifte opnieuw in te dienen. Anders staat de weg van bezwaar en beroep open.
Als deze spaartaks bevat, hoeft u deze niet te betalen omdat er een invorderingsstop is aangekondigd door de staatssecretaris. De spaartaks 2022 wordt in 2023 bij de definitieve aanslagregeling op aangifte vastgesteld.
U kunt wachten totdat de aanslag wordt opgelegd. Voor alle aanslagen die ná 24 december 2021 worden opgelegd geldt het Kerstarrest. Als de nieuwe forfaits op basis van de werkelijke spaartegoeden en beleggingen tot een lagere spaartaks leiden dan volgens de ‘oude’ wet, moet de aanslag volgens de nieuwe regels worden opgelegd. U heeft de normale mogelijkheden van bezwaar en beroep.
Dit kan als de inspecteur de wettelijke termijn overschrijdt, niet eerder. De dwangsom kunt u dan direct aanzeggen, deze gaat twee weken later in.
Dat zal met name het geval zijn voor spaartaksbetalers met risicoarme beleggingen (zoals staatsleningen) en voor spaartaksbetalers met beleggingen die ‘onder-renderen’. Volgens de landsadvocaat zou aan deze spaartaksbetalers de mogelijkheid moeten worden gegeven om tegenbewijs te bieden maar dat is in het Besluit rechtsherstel box 3 niet gebeurd. Voor nieuw opgelegde aanslagen staat in ieder geval bezwaar en beroep open. Deelnemers aan het massaal bezwaar kunnen ambtshalve herziening van de (weigering van) vermindering van de aanslag verzoeken en tegen de beslissing van de inspecteur op dat verzoek vervolgens in beroep gaan. Dit heeft de Hoge Raad op 20 mei 2022 besloten (ECLI:NL:HR:2022:718).
Voor spaarders: ja. De spaartaks wordt met 90% of meer verminderd omdat de werkelijke spaarrente over het werkelijke spaartegoed het uitgangspunt is. Voor spaarders met hoge spaartegoeden geldt bovendien dat het rendementsforfait niet meer hoger is voor grotere vermogens, maar gelijk is voor alle spaartegoeden.
Voor spaartaksbetalers met alleen beleggingen: nee. Het rendementsforfait op beleggingen is gelijk aan dat van de ‘oude’ regeling. Dat zou voor beleggers met kleinere beleggingsvermogens zelfs een achteruitgang kunnen betekenen: het rendement op de beleggingen werd in de ‘oude’ regeling voor hen gematigd omdat zij geacht werden een deel van het vermogen in minder renderende spaartegoeden te hebben belegd.
Voor spaarders die hun vermogen deels hebben belegd: dat hangt ervan af. Het spaartegoed wordt volgens het nieuwe spaarforfait belast. Dat zal leiden tot een veel lagere spaartaks dan volgens de ‘oude’ regeling. Het belegde vermogen wordt volgens het nieuwe beleggingsforfait belast. Dat kan tot een hogere spaartaks leiden dan volgens de ‘oude’ regeling. Of de spaartaks over het gehele spaar- en beleggingsvermogen lager uitvalt dan de ‘oude’ spaartaks, zal afhangen van de verdeling van het vermogen tussen spaargeld en beleggingen.
Voor de jaren 2017-2022 kan de spaartaks ’nieuw’ niet hoger uitvallen dan de ‘oude’ spaartaks. Voor 2023-2024 is dat wel mogelijk.
Voor spaartaksbetalers met alleen beleggingen: nee. Het rendementsforfait op beleggingen is gelijk aan dat van de ‘oude’ regeling. Dat zou voor beleggers met kleinere beleggingsvermogens zelfs een achteruitgang kunnen betekenen: het rendement op de beleggingen werd in de ‘oude’ regeling voor hen gematigd omdat zij geacht werden een deel van het vermogen in minder renderende spaartegoeden te hebben belegd.
Voor spaarders die hun vermogen deels hebben belegd: dat hangt ervan af. Het spaartegoed wordt volgens het nieuwe spaarforfait belast. Dat zal leiden tot een veel lagere spaartaks dan volgens de ‘oude’ regeling. Het belegde vermogen wordt volgens het nieuwe beleggingsforfait belast. Dat kan tot een hogere spaartaks leiden dan volgens de ‘oude’ regeling. Of de spaartaks over het gehele spaar- en beleggingsvermogen lager uitvalt dan de ‘oude’ spaartaks, zal afhangen van de verdeling van het vermogen tussen spaargeld en beleggingen.
Voor de jaren 2017-2022 kan de spaartaks ’nieuw’ niet hoger uitvallen dan de ‘oude’ spaartaks. Voor 2023-2024 is dat wel mogelijk.
Voor de jaren 2017-2022: nee. Als de aanslag volgens de nieuwe herstelregeling hoger zou uitvallen, wordt de aanslag volgens de ‘oude’ regeling opgelegd (of gehandhaafd). De herstelregeling wordt alleen in uw voordeel toegepast.
Voor de jaren 2023 en 2024: ja. De herstelregeling wordt voor die jaren in een Overbruggingswet vastgelegd en de ‘oude’ regeling is dan niet meer van toepassing. Voor spaartaksbetalers met beleggingen kan de spaartaks dan hoger uitvallen.
Voor de jaren 2023 en 2024: ja. De herstelregeling wordt voor die jaren in een Overbruggingswet vastgelegd en de ‘oude’ regeling is dan niet meer van toepassing. Voor spaartaksbetalers met beleggingen kan de spaartaks dan hoger uitvallen.