Box 3 2017-2020: massaal bezwaar
Met ingang van 1 januari 2017 is de spaartaks gewijzigd en berust deze op twee ficties:
• De vermogensmix: iedere spaartaksbetaler wordt geacht het vermogen in een vaste verhouding te hebben belegd in spaargeld enerzijds en beleggingen anderzijds (aandelen, (staats)obligaties en onroerend goed). Naarmate het vermogen groter is, is in deze fictieve vermogensmix het aandeel van de beleggingen hoger.
• Het forfaitaire rendement: dit wordt gebaseerd op de gemiddelde rendementen die in een reeks van voorgaande jaren op spaargeld en verschillende soorten van beleggingen zijn behaald. Deze rendementen worden jaarlijks bijgesteld op basis van de voorgaande jaren.
• De vermogensmix: iedere spaartaksbetaler wordt geacht het vermogen in een vaste verhouding te hebben belegd in spaargeld enerzijds en beleggingen anderzijds (aandelen, (staats)obligaties en onroerend goed). Naarmate het vermogen groter is, is in deze fictieve vermogensmix het aandeel van de beleggingen hoger.
• Het forfaitaire rendement: dit wordt gebaseerd op de gemiddelde rendementen die in een reeks van voorgaande jaren op spaargeld en verschillende soorten van beleggingen zijn behaald. Deze rendementen worden jaarlijks bijgesteld op basis van de voorgaande jaren.
Zo’n 60.000 spaartaksbetalers hebben in 2017-2020 ruim 200.000 bezwaarschriften ingediend die zijn aangewezen als massaal bezwaar. De rechtsvragen van dit massaal bezwaar waren de inbreuk op de eigendom en de ongelijke behandeling.
De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 beslist dat de spaartaks 2017-2020 in strijd is met het EVRM als de werkelijke vermogensinkomsten lager zijn dan het fictieve, forfaitaire voordeel uit sparen en beleggen van de aanslag. Dan moet de rechter een rechtsherstel bieden dat in redelijkheid moet worden vastgesteld. In het Kerstarrest bepaalde de rechter dat de spaartaks moest worden geheven over de werkelijke vermogensinkomsten en niet over de forfaitaire rendementen van de wet. Zie ook: Kerstarrest
Bij collectieve uitspraak massaal bezwaar heeft de belastingdienst op 4 februari 2022 de bezwaren voor de jaren 2017-2020 gegrond verklaard. Over de vraag hoe rechtsherstel geboden zal worden is in deze uitspraak niets bepaald. Hierover is meer duidelijkheid gekomen in enkele brieven van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer. Er komt een Beleidsregel voor het rechtsherstel.
Aan de daarvoor in aanmerking komende deelnemers massaal bezwaar 2017-2020 wordt in de periode 1 juli-4 augustus 2022 rechtsherstel geboden. De regels hiervoor zijn op 30 juni 2022 gepubliceerd in het ministeriële Besluit rechtsherstel box 3. Voor het rechtsherstel wordt het belastbare box 3 inkomen opnieuw berekend met nieuwe rendementsforfaits op basis van de werkelijke spaartegoeden, schulden en beleggingen volgens de aangifte. Het forfait voor spaargeld wordt gebaseerd op de actuele spaarrente, het forfait voor schulden op de werkelijke hypotheekrente. Het beleggingsforfait is gelijk aan het ‘oude’ forfait. Deze forfaits gelden onverschillig de omvang van het vermogen. Als deze nieuwe berekening tot een lager box 3 inkomen leidt dan volgens de aanslag, wordt de spaartaks volgens de nieuwe berekening geheven. De aanslag wordt dan automatisch verminderd. Als het box 3 inkomen volgens de nieuwe berekening hoger is dan volgens de ‘oude’ regeling, wordt de belasting op basis van de ‘oude’ regeling geheven. Rechtsherstel 2017-2020 kan dus alleen tot een lagere aanslag leiden. Zie ook: Rechtsherstel
Tegen de kennisgeving van de (weigering van de) vermindering van de aanslag na massaal bezwaar is geen beroep mogelijk. Maar de Hoge Raad heeft op 20 mei 2022 beslist dat bezwaarmakers ambtshalve herziening kunnen verzoeken als zij het niet eens zijn met de (weigering van de) vermindering van de aanslag na het massaal bezwaar. Dat moet binnen 5 jaar na afloop van het belastingjaar, dus voor 2017 vóór het einde van 2022. Tegen een beslissing van de inspecteur op zo’n verzoek staat beroep bij de rechter open. Dit is met name van belang voor spaartaksbetalers met risico-arme en ‘onder-renderende’ beleggingen. In het rechtsherstel worden de beleggingsinkomsten op dergelijke beleggingen vastgesteld met het hoge forfait van de ‘oude’ regeling. In het beroep tegen de beslissing van de inspecteur op het verzoek tot ambtshalve herziening kan worden aangevoerd dat de werkelijke inkomsten uit het beleggingsvermogen lager zijn dan volgt uit het rendementsforfait voor beleggingen van het rechtsherstel.