Met het Kerstarrest is komen vast te staan dat de spaartaks 2017-2018 in strijd was met het EVRM. Wie daardoor teveel belasting heeft betaald, heeft recht op vermindering volgens de rechters-formule. Die houdt in dat de spaartaks alleen over de werkelijke inkomsten uit het box 3 vermogen wordt geheven als deze lager zijn dan het fictieve voordeel uit sparen en beleggen van de aanslag.

Als dit voor alle spaartaksbetalers wordt uitgevoerd over een periode van vier jaar, kost dit de Staat een aantal miljarden. De berekeningen lopen uiteen van 5 tot 10 miljard. Dus wordt gezocht naar methoden om de schade te beperken.

Hoe? In de eerste plaats door de uitvoering van de operatie voor de jaren 2017-2020 te beperken tot de bezwaarmakers en de aanslagen die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden en de aanslagen die op die datum nog niet waren vastgelegd.

De niet-bezwaarmakers 2017-2020 vallen dan uit de boot. De Tweede Kamer heeft er met de motie-Eppink op aangedrongen de kleine spaarders ook in het rechtsherstel te betrekken als zij geen bezwaar hebben gemaakt. In een motie-Van Dijk van de regeringspartijen heeft de Tweede Kamer erop aangedrongen snel wie als een kleine spaarder kan worden beschouwd. De regering heeft toegezegd hierover op Prinsjesdag duidelijkheid te geven. Van de bijna drie miljoen spaartaksbetalers in 2017-2020 hebben maar 60000 belastingbetalers bezwaar hebben gemaakt. Er zijn dus bijna drie miljoen niet-bezwaarmakers, dus de beslissing of zij al dan niet rechtsherstel krijgen heeft vergaande financiële gevolgen. De Hoge Raad heeft op 20 mei 2022 beslist dat de rechter in ieder geval geen rechtsherstel kan geven aan deze groep. De wet heeft de minister de bevoegdheid gegeven om dit te doen. Het is de vraag of de minister dit wel kan weigeren, nu de rechter heeft vastgesteld dat de wet van 2017 onrechtmatig is. Waarschijnlijk zal de rechter zich hier nog eens over moeten buigen.

Dan zijn er de spaartaksbetalers die al dan niet naast spaargeld beleggingen met onderrendement hebben. Dat zijn bijvoorbeeld spaartaksbetalers met staatsleningen, of ongelukkige beleggers die geen succes hebben gehad op de beurs of met onroerend goed. Staatsleningen zijn qua opbrengst te vergelijken met spaargeld: rendement gaven ze niet, wel zekerheid dat de hoofdsom niet verloren kan gaan. Deze risicomijdende en ongelukkige beleggers worden in het rechtsherstel belast met toepassing van het rendementsforfait voor beleggingen. Dat is hetzelfde forfait als van de huidige wet. Het is gebaseerd op de gemiddelde rendementen van aandelen, obligaties en onroerend goed. Dat betekent dat deze spaartaksbetalers net als nu met een belasting worden geconfronteerd over inkomsten die zij niet hebben genoten. Dat heeft de Hoge Raad als onrechtmatig betiteld in het `Kerstarrest. De landsadvocaat heeft daarom in een eind januari 2022 aan de staatssecretaris uitgebracht advies erop gewezen dat spaartaksbetalers de mogelijkheid moeten krijgen tegenbewijs te leveren tegen het in het rechtsherstel herberekende vermogensrendement. Het Besluit rechtsherstel box 3 voorziet hier niet in. Het is om deze reden in strijd met het Kerstarrest en het internationale recht. De rechter zal zich hier weer over moeten uitspreken.

Het Kerstarrest is niet van toepassing op de spaartaks 2013-2016. Of de beslissing van de regering om voor deze jaren geen tegemoetkoming te geven zich verdraagt met de wet, is nog niet beslist. De rechter heeft gezegd dat de spaartaks voor die jaren onrechtmatig is als de belasting hoger is dan de redelijkerwijs gemiddelde haalbare vermogensinkomsten uit risico-arme beleggingen als spaartegoeden en staatsleningen. De regering heeft gezegd dat hier geen sprake van is omdat de rente op termijn deposito’s over de jaren 2013-2016 hoger was dan de spaartaks. Vast staat dat de rente op spaartegoeden en staatsleningen in die jaren lager waren dan de spaartaks, evenals de gemiddelde rente van alle risicoarme beleggingen. Of de regering aan de wet voldoet door zich te beroepen op de renteopbrengst van slechts één belegging, de termijndeposito’s, is nog niet door de rechter beoordeeld.

De herberekening van het box 3 inkomen heeft gevolgen voor de verdeling van het box 3 vermogen tussen fiscale partners, de niet aftrekbare drempels voor de giften- en de ziektekostenaftrek en voor een aantal inkomensafhankelijke regelingen. Fiscale partners kunnen door een andere verdeling van het box 3 vermogen soms een beter resultaat krijgen. Zij kunnen hiervoor een verzoek ambtshalve herziening van de aanslag indienen. Tegen de beslissing op zo’n verzoek staat beroep open. Het kan lonen proefberekeningen te maken met verschillende verdeling van het vermogen.
Voor de inkomensafhankelijke regelingen heeft de staatssecretaris toegezegd dat de herberekening van het rechtsherstel automatisch zal doorwerken naar regelingen die door de belastingdienst worden uitgevoerd. Hoe dit gebeurt met andere inkomensafhankelijke regelingen is nog niet bekend.

In hoeverre moet rekening worden gehouden met vermogensmutaties? Spaarders genieten alleen directe inkomsten uit hun vermogen: de spaarrente. De ingelegde spaartegoeden veranderen niet in waarde. Voor beleggers is dit anders: aandelen, onroerend goed, crypto munten. edelmetalen als goud en zilver veranderen alle dagelijks in waarde. Moet met deze indirecte inkomsten uit vermogen ook rekening worden gehouden bij de bepaling van het box 3 inkomen? In het rendementsforfait voor beleggingen gebeurt dit: dit is mede gebaseerd op de koersontwikkeling van aandelen en op de prijsontwikkeling van koophuizen. In het Besluit rechtsherstel box 3 is vastgelegd dat dit het geval is. Voor de spaartaks telt dan bijvoorbeeld de waardeontwikkeling van verhuurd onroerend goed of de tweede woning mee. Voor de jaren 2017-2022 kan dit niet leiden tot hogere aanslagen, maar het kan wel een rol spelen in bezwaar- en beroepszaken. Voor 2023-2024 kan dit wel tot hogere aanslagen leiden. Is dat terecht? Ook hierover zal het oordeel van de rechter wel worden ingeroepen.