Auteur: Martijn van den Berg

Waarom de spaartaks ons de komende jaren blijft bezighouden!

Met het Kerstarrest is komen vast te staan dat de spaartaks 2017-2018 in strijd was met het EVRM. Wie daardoor teveel belasting heeft betaald, heeft recht op vermindering volgens de rechters-formule. Die houdt in dat de spaartaks alleen over de werkelijke inkomsten uit het box 3 vermogen wordt geheven als deze lager zijn dan het fictieve voordeel uit sparen en beleggen van de aanslag.

Als dit voor alle spaartaksbetalers wordt uitgevoerd over een periode van vier jaar, kost dit de Staat een aantal miljarden. De berekeningen lopen uiteen van 5 tot 10 miljard. Dus wordt gezocht naar methoden om de schade te beperken.

Hoe? In de eerste plaats door de uitvoering van de operatie voor de jaren 2017-2020 te beperken tot de bezwaarmakers en de aanslagen die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden en de aanslagen die op die datum nog niet waren vastgelegd.

De niet-bezwaarmakers 2017-2020 vallen dan uit de boot. De Tweede Kamer heeft er met de motie-Eppink op aangedrongen de kleine spaarders ook in het rechtsherstel te betrekken als zij geen bezwaar hebben gemaakt. In een motie-Van Dijk van de regeringspartijen heeft de Tweede Kamer erop aangedrongen snel wie als een kleine spaarder kan worden beschouwd. De regering heeft toegezegd hierover op Prinsjesdag duidelijkheid te geven. Van de bijna drie miljoen spaartaksbetalers in 2017-2020 hebben maar 60000 belastingbetalers bezwaar hebben gemaakt. Er zijn dus bijna drie miljoen niet-bezwaarmakers, dus de beslissing of zij al dan niet rechtsherstel krijgen heeft vergaande financiële gevolgen. De Hoge Raad heeft op 20 mei 2022 beslist dat de rechter in ieder geval geen rechtsherstel kan geven aan deze groep. De wet heeft de minister de bevoegdheid gegeven om dit te doen. Het is de vraag of de minister dit wel kan weigeren, nu de rechter heeft vastgesteld dat de wet van 2017 onrechtmatig is. Waarschijnlijk zal de rechter zich hier nog eens over moeten buigen.

Dan zijn er de spaartaksbetalers die al dan niet naast spaargeld beleggingen met onderrendement hebben. Dat zijn bijvoorbeeld spaartaksbetalers met staatsleningen, of ongelukkige beleggers die geen succes hebben gehad op de beurs of met onroerend goed. Staatsleningen zijn qua opbrengst te vergelijken met spaargeld: rendement gaven ze niet, wel zekerheid dat de hoofdsom niet verloren kan gaan. Deze risicomijdende en ongelukkige beleggers worden in het rechtsherstel belast met toepassing van het rendementsforfait voor beleggingen. Dat is hetzelfde forfait als van de huidige wet. Het is gebaseerd op de gemiddelde rendementen van aandelen, obligaties en onroerend goed. Dat betekent dat deze spaartaksbetalers net als nu met een belasting worden geconfronteerd over inkomsten die zij niet hebben genoten. Dat heeft de Hoge Raad als onrechtmatig betiteld in het `Kerstarrest. De landsadvocaat heeft daarom in een eind januari 2022 aan de staatssecretaris uitgebracht advies erop gewezen dat spaartaksbetalers de mogelijkheid moeten krijgen tegenbewijs te leveren tegen het in het rechtsherstel herberekende vermogensrendement. Het Besluit rechtsherstel box 3 voorziet hier niet in. Het is om deze reden in strijd met het Kerstarrest en het internationale recht. De rechter zal zich hier weer over moeten uitspreken.

Het Kerstarrest is niet van toepassing op de spaartaks 2013-2016. Of de beslissing van de regering om voor deze jaren geen tegemoetkoming te geven zich verdraagt met de wet, is nog niet beslist. De rechter heeft gezegd dat de spaartaks voor die jaren onrechtmatig is als de belasting hoger is dan de redelijkerwijs gemiddelde haalbare vermogensinkomsten uit risico-arme beleggingen als spaartegoeden en staatsleningen. De regering heeft gezegd dat hier geen sprake van is omdat de rente op termijn deposito’s over de jaren 2013-2016 hoger was dan de spaartaks. Vast staat dat de rente op spaartegoeden en staatsleningen in die jaren lager waren dan de spaartaks, evenals de gemiddelde rente van alle risicoarme beleggingen. Of de regering aan de wet voldoet door zich te beroepen op de renteopbrengst van slechts één belegging, de termijndeposito’s, is nog niet door de rechter beoordeeld.

De herberekening van het box 3 inkomen heeft gevolgen voor de verdeling van het box 3 vermogen tussen fiscale partners, de niet aftrekbare drempels voor de giften- en de ziektekostenaftrek en voor een aantal inkomensafhankelijke regelingen. Fiscale partners kunnen door een andere verdeling van het box 3 vermogen soms een beter resultaat krijgen. Zij kunnen hiervoor een verzoek ambtshalve herziening van de aanslag indienen. Tegen de beslissing op zo’n verzoek staat beroep open. Het kan lonen proefberekeningen te maken met verschillende verdeling van het vermogen.
Voor de inkomensafhankelijke regelingen heeft de staatssecretaris toegezegd dat de herberekening van het rechtsherstel automatisch zal doorwerken naar regelingen die door de belastingdienst worden uitgevoerd. Hoe dit gebeurt met andere inkomensafhankelijke regelingen is nog niet bekend.

In hoeverre moet rekening worden gehouden met vermogensmutaties? Spaarders genieten alleen directe inkomsten uit hun vermogen: de spaarrente. De ingelegde spaartegoeden veranderen niet in waarde. Voor beleggers is dit anders: aandelen, onroerend goed, crypto munten. edelmetalen als goud en zilver veranderen alle dagelijks in waarde. Moet met deze indirecte inkomsten uit vermogen ook rekening worden gehouden bij de bepaling van het box 3 inkomen? In het rendementsforfait voor beleggingen gebeurt dit: dit is mede gebaseerd op de koersontwikkeling van aandelen en op de prijsontwikkeling van koophuizen. In het Besluit rechtsherstel box 3 is vastgelegd dat dit het geval is. Voor de spaartaks telt dan bijvoorbeeld de waardeontwikkeling van verhuurd onroerend goed of de tweede woning mee. Voor de jaren 2017-2022 kan dit niet leiden tot hogere aanslagen, maar het kan wel een rol spelen in bezwaar- en beroepszaken. Voor 2023-2024 kan dit wel tot hogere aanslagen leiden. Is dat terecht? Ook hierover zal het oordeel van de rechter wel worden ingeroepen.

Kerstarrest van de Hoge Raad: wat is het gevolg?

Eindelijk was het zover: de dag voor kerstmis 2021 besliste de Hoge Raad dat de spaartaks voor de jaren 2017 en 2018 in strijd is met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De spaartaks maakt een ongeoorloofde inbreuk op de eigendom en is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Van een ongeoorloofde inbreuk op de eigendom is sprake als de fictieve vermogensinkomsten van de aanslag hoger zijn dan de werkelijke inkomsten uit het box 3 vermogen. De wettelijke regeling veroorzaakt ook ongelijkheid omdat beleggers met hoge rendementen van hun vermogen relatief laag worden belast, terwijl beleggers met lage rendementen hoog worden belast. Voor deze laatste groep beleggers is de spaartaks vaak hoger dan de vermogensinkomsten zodat zij moeten interen op hun vermogen om de belasting te betalen.

Het Kerstarrest gold voor de jaren 2017 en 2018, dus niet voor de eerdere jaren. Wel voor de latere jaren, want de belastingdienst heeft op 4 februari 2022 de bezwaren van het massaal bezwaar ook voor 2019 en 2020 gegrond verklaard. Bovendien heeft de staatssecretaris aan de Tweede kamer bericht het Kerstarrest ook onverkort toe te passen op de belastingaanslagen van 2021 en 2022.

De rechter heeft beslist dat rechtsherstel moet worden geboden. Maar hoe en aan wie?

Over ‘het hoe’ besliste de rechter dat de spaartaks over de werkelijke vermogensinkomsten moet worden berekend als deze lager zijn  dan het forfaitair berekende voordeel uit sparen en beleggen van de aanslag. In de operatie rechtsherstel gaat de belastingdienst nu de  vermogensinkomsten herberekenen van het werkelijk aanwezig spaargeld en belegd vermogen, met toepassing van nieuwe forfaits die voor spaargeld en schulden worden gebaseerd op actuele rentestanden. Zie het blog over de operatie rechtsherstel.

Over ‘het aan wie’ staat vast dat het Kerstarrest in ieder geval voor de volgende groepen geldt:

• de deelnemers aan het massaal bezwaar 2017-2020

• alle aanslagen 2017-2020 met spaartaks die op 24 december 2021 nog niet definitief vaststonden

• alle aanslagen 2017-2020 met spaartaks die op 24 december 2021 nog niet waren opgelegd

Als op 24 december 2021 de bezwaar- of (hoger) beroepstermijn of cassatietermijn nog niet was verstreken, stond de aanslag nog niet definitief vast. Als een bezwaar of beroep tegen de aanslag in behandeling was over een andere geschilpunt dan de spaartaks, stond de aanslag ook nog niet definitief vast. Voor al deze aanslagen gaat de belastingdienst de spaartaks herberekenen en eventueel verminderen.

De staatssecretaris heeft besloten het Kerstarrest ook toe te passen op de aanslagen 2021 en 2022. Dit gebeurt op dezelfde manier als voor de jaren 2017-2020; de spaartaks wordt verlaagd als de herberekening in uw voordeel is, en de belasting blijft bij het oude als de herberekening in uw nadeel is. Tot een hogere aanslag kan de herberekening niet leiden.

Voor de jaren 2023 en 2024 wordt het Kerstarrest ook toegepast. Daar komt een nieuwe Overbruggingswet voor die die najaar aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd. De herberekening van het rechtsherstel zal voor die jaren ook worden toegepast, alleen kan dan wel een hogere aanslag worden opgelegd dan volgens de ‘oude’ wet. Dit laatste zal met name het geval zijn  voor spaartaksbetalers die hun vermogen grotendeels hebben belegd.

De tijdslijn

De rechter heeft met het Kerstarrest gesproken: de bezwaren tegen de spaartaksaanslagen 2017-2020 zijn gegrond. Maar wanneer ziet u er iets van? De eerste stap is gezet: op de laatste dag van de wettelijke termijn van 6 weken heeft de belastingdienst op 4 februari 2022 bij collectieve uitspraak op het massaal de bezwaren gegrond verklaard. Die uitspraak was kort en zegt niets over hoe de beslissing van de rechter wordt uitgevoerd en wie een vermindering van de aanslag tegemoet kunnen zien.

Na debatten in de Tweede Kamer commissie in april en mei 2022 heeft de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer van 28 april 2022 uiteengezet hoe de operatie-rechtsherstel gaat verlopen. Het spaartaksinkomen wordt opnieuw berekend op basis van de werkelijke spaartegoeden, beleggingen en schulden. Voor die berekening wordt voor beleggingen en schulden met een nieuw forfait gewerkt, dat is gebaseerd op de actuele stand van de spaarrente en de hypotheekrente in het belastingjaar. Als dit lager uitvalt dan het box 3 inkomen van de aanslag, wordt de belasting over het lagere inkomen berekend. Op 30 juni 2022 is het Besluit rechtsherstel box 3 van kracht geworden waarin de regels voor de hersteloperatie zijn vastgelegd.

Voor de deelnemers aan het massaal bezwaar is het herstel gestart op 1 juli 2022. Het moet vóór 4 augustus 2022 zijn afgerond.

Na 1 augustus 2022 komen fasegewijs andere spaartaksbetalers aan de beurt dan de massaal bezwaarmakers. In augustus wordt begonnen met de vaststelling van de aanslagen 2021 met spaartaks, vanaf medio september worden de aanslagen herberekend die op 24 december 2021 nog niet definitief vaststonden en vanaf medio oktober worden de aanslagen afgehandeld voor de jaren 2017-2020 die nog niet zijn opgelegd. De spaartaks 2022 wordt verrekend met de definitieve aanslag in 2023. Al opgelegde voorlopige aanslagen 2022 met spaartaks hoeven niet te worden betaald.

Als de regering in september mocht besluiten dat de niet-bezwaarmakers ook geheel of gedeeltelijk rechtsherstel krijgen, komen zij aan de beurt vanaf 1 november. De Hoge Raad heeft op 22 mei 2022 beslist dat de rechter aan de niet-bezwaarmakers geen rechtsherstel mag geven, omdat de wet deze bevoegdheid aan de minister heeft gegeven. Of de minister zijn bevoegdheid gaat gebruiken, horen we op Prinsjesdag.

 

De parel van de overheid

Komt het na het Kerstarrest goed met de spaartaks? Je moet een onverbeterlijke optimist zijn om dit te verwachten.

De belastingdienst was eens de parel van de overheidsdiensten, maar dat is historie. Wie het trackrecord van de afgelopen tien jaar bekijkt, wordt niet vrolijk.

De dienst heeft grote moeite de wet boven het proces te plaatsen. Dit heeft geleid tot de problemen bij de Kinderopvangtoeslag. Tot een Fraude Signalerings Voorziening waar geen wettelijke basis voor was. Tot een e-herkenning verplichting voor ondernemers die eveneens de wettelijke basis mist. Tot de toepassing van een spaartaks die onrechtmatig was. Wij kunnen daar nog andere voorbeelden aan toevoegen, zoals informatie op de website van de belastingdienst over zorgtoeslag die onjuist is. Terugbelnummers van belastingambtenaren die als je terugbelt niet meer aangesloten blijken te zijn. Brieven die niet worden beantwoord, dan na interventie van de Ombudsman. Vragen die niet worden beantwoord of op een onjuiste manier, in strijd met de wet.

Is het fair hier alleen de belastingdienst de schuld van te geven? Nee, de wetgever mag ook in de spiegel kijken. Dat geldt voor de Kinderopvangtoeslag, de e-herkenning en de spaartaks. Het proces gaat voor, de wet moet wijken.

Wie met de staatssecretaris van Financiën correspondeert over de spaartaks, krijgt antwoord van Corporate Dienst Vaktechniek. Corporate dienst? Gaat het hier niet om een publieke functie, het innen van geld om de staatsuitgaven te dekken? Wat is daar corporate aan?

Geeft dat hoop dat de hersteloperatie spaartaks op een wettelijk verantwoorde manier wordt uitgevoerd? Niet bepaald. De Corporate dienst vaktechniek zal bij de uitwerking van de hersteloperatie genegen zijn het proces weer boven de wet te stellen, met nieuwe procedures als gevolg. Een te sombere kijk op wat eens de parel van de overheid was? Laten we het hopen. Maar wees voorbereid op nieuwe maatregelen die zich niet verdragen met de wet.

De operatie-rechtsherstel

Spaartaksbetalers die in 2017-2020 te veel belasting hebben betaald, hebben recht op vermindering. Dat is het gevolg van het Kerstarrest. Voorwaarde is wel dat zij tijdig bezwaar hebben aangetekend en zo hebben meegelopen met het massaal bezwaar.

Hoe gaat dat gebeuren? De rechters beslisten dat de belasting dan over de werkelijk vermogensinkomsten moet worden geheven als deze lager zijn het voordeel uit sparen en beleggen van de aanslag. In drie beslissingen beslisten zij dat de spaartaks ten minste 85% lager uitviel op die manier. Maar hier is een probleem: de belastingdienst kent alleen de rente-ontvangsten, niet de andere inkomsten uit vermogen, zoals rente ontvangen op uitgeleend geld, dividend op aandelen, rente op (staats)obligaties, huren van beleggingspanden.

Om te vermijden dat de belastingdienst alle bezwaarschriften handmatig moet afwerken op basis van alsnog door spaartaksbetalers aangevoerde inkomstengegevens, heeft de staatssecretaris voor een geautomatiseerde verwerking gekozen op basis van de al bekende gegevens. Daarvoor worden twee veranderingen in de spaartaks aangebracht: de forfaitaire vermogensmix verdwijnt en er komen nieuwe rendementsforfaits.

In het rechtsherstel wordt de spaartaks berekend over de werkelijke spaartegoeden en beleggingen. In de ‘oude’ regeling werd iedere spaartaksbetaler geacht het vermogen deels in spaargeld en deels in beleggingen te hebben gestoken. Daardoor werden ‘pure’ spaarders ook belast met het hoge rendementsforfait voor beleggingen, en ‘pure’ beleggers met het lage rendementsforfait voor beleggingen. Spaarders werden belast voor inkomsten die zij niet genoten, beleggers werden niet belast voor inkomsten die zij wel genoten. Dat is in het rechtsherstel niet meer het geval,.

Er komen drie nieuwe rendementsforfaits: voor spaargeld, beleggingen en schulden. Het spaarforfait wordt gebaseerd op de actuele rentestand van het belastingjaar, het beleggingsforfait is gelijk aan het huidige forfait voor beleggingen en het forfait voor de rente op schulden wordt gebaseerd op de hypotheekrente van het belastingjaar.

Spaarders kunnen de aanslagen spaartaks dan verlaagd zien tot 10% of minder van de oorspronkelijke aanslag tot nihil, gezien de dalende rente in de jaren 2017-2020. Beleggers zullen geen of een zeer geringe vermindering krijgen als hun beleggingen meer dan 50% van hun vermogen bedragen. De berekening van het belastbare box 3 inkomen kan volgens de rechtsherstel formule zelfs hoger uitkomen dan de aanslag, als zij hun vermogen hoofdzakelijk hebben belegd. Voor de jaren 2017-2022 hoeven zij niet bang te zijn voor een hogere aanslag, het rechtsherstel kan alleen tot vermindering van de aanslag leiden, niet tot een verhoging. Voor de jaren 2023-2024 zou dat anders worden, dan zouden hogere spaartaksaanslagen mogelijk worden.

2013-2016: hoe zit het daarmee?

Spaarders hebben voor deze jaren ook te maken gehad met een belasting die hoger was dan de rente die zij van de bank ontvingen. In juni 2019 heeft Hoge Raad aangegeven dat hierdoor een onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht kan ontstaan, als de belasting hoger is dan de maatrente. De maatrente is de rente die op een normale manier op spaartegoeden, depositorekeningen en staatsobligaties kan worden verkregen. Of dat het geval was in de jaren 2013-2016 heeft de rechter toen in het midden gelaten. Bovendien heeft hij gezegd dat als dat al zo zou zijn, de rechter dat probleem niet kan oplossen. Dat zou de wetgever moeten doen. De belastingdienst heeft vervolgens de bezwaren van het massaal bezwaar ongegrond verklaard. Is het hiermee het doek gevallen voor deze jaren?

Natuurlijk niet, want inmiddels weten we dat die gemiddelde maatrente voor de jaren 2015 en 2016 in ieder geval lager was dan de spaartaks. Spaarders moesten in die jaren dus meer aan belasting betalen dan zij aan rente ontvingen. Dat blijkt uit een onderzoek van het Centraal Planbureau dat in 2020 is gepubliceerd.

Heeft het Kerstarrest van de Hoge Raad ook gevolgen voor de jaren 2013-2016? Nee, want in 2017 is de spaartakswet gewijzigd, dus het Kerstarrest beslist over het massaal bezwaar onder de gewijzigde wet. Niet over de regeling die in de jaren 2013-2016 gold. Dat heeft de Hoge Raad op 20 mei 2022 nog eens vastgesteld.

Staat de spaartaks 2013-2016 dan onherroepelijk vast? Dat is niet zeker, omdat de regering zich er met een slimmigheid vanaf heeft gemaakt. De rechter heeft in 2019 beslist dat de spaartaks voor deze jaren onrechtmatig is als deze hoger is dan de redelijkerwijs te behalen gemiddelde inkomsten over risicoarme beleggingen als spaartegoeden, termijndeposito’s en staatsleningen. In de praktijk betekent dit dat als de gemiddelde rente op deze drie beleggingsvormen onder 1,2% per jaar zakt, de belasting onrechtmatig is. Het Centraal Planbureau stelde in het rapport van 2020 vast dat dit het geval is in 2015 en 2016. In die twee jaren was gemiddeld haalbare rente over de drie beleggingsvormen minder dan 1,2%. De rente op spaartegoeden en staatsleningen lag duidelijk onder de 1,2%, de rente op termijndeposito’s was iets hoger dan 1,2% en het gemiddelde van de drie was  lager dan 1,2%. .

De regering heeft toen gezegd: omdat de rente op termijndeposito’s nog boven 1,2% ligt, is er niets aan de hand. Maar de rechter sprak over de haalbare gemiddelde rente over de drie beleggingsvormen, niet over alleen één beleggingsvorm.

De rechter zal zich hier nog over moeten uitspreken, want voor de regering is dit boek gesloten.